inzittenden
- Geluid: inzittenden (hulp, bestand)
- in·zit·ten·den
de inzittenden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord inzittende
- ▸ De inzittenden van twee ervan zaten te slapen achter het stuur.[1]
- ↑ “Vaderland” (2012), Cargo, ISBN 9789023472483