inwoonden
- in·woon·den
vervoeging van |
---|
inwonen |
inwoonden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inwonen
- ...dat wij inwoonden.
- ...dat jullie inwoonden.
- ...dat zij inwoonden.
- ...dat wij inwoonden.
- Het woord inwoonden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.