invrat
- in·vrat
vervoeging van |
---|
invreten |
invrat
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van invreten
- ... dat ik invrat.
- ... dat jij invrat.
- ... dat hij, zij, het invrat.
- ... dat ik invrat.
- Het woord invrat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.