invaart
- in·vaart
vervoeging van |
---|
invaren |
invaart
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren
- ... dat jij invaart.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren
- ... dat hij invaart.
- Het woord invaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "invaart" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be