• in·un·deer
vervoeging van
inunderen

inundeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inunderen
    • Ik inundeer. 
  2. gebiedende wijs van inunderen
    • Inundeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inunderen
    • Inundeer je?