• in·ter·me·di·eer
vervoeging van
intermediëren

intermedieer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intermediëren
    • Ik intermedieer. 
  2. gebiedende wijs van intermediëren
    • Intermedieer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intermediëren
    • Intermedieer je?