Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·ageert

Werkwoord

vervoeging van
interageren

interageert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interageren
    • Jij interageert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interageren
    • Hij interageert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van interageren
    • Interageert!