Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·stampt

Werkwoord

vervoeging van
instampen

instampt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van instampen
    • ... dat jij instampt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van instampen
    • ... dat hij instampt.