Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·snijdt

Werkwoord

vervoeging van
insnijden

insnijdt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insnijden
    • ... dat jij insnijdt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insnijden
    • ... dat hij insnijdt.