Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·schon·ken

Werkwoord

vervoeging van
inschenken

inschonken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inschenken
    • ...dat wij inschonken. 
    • ...dat jullie inschonken. 
    • ...dat zij inschonken.