inperkten
- in·perk·ten
vervoeging van |
---|
inperken |
inperkten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inperken
- ...dat wij inperkten.
- ...dat jullie inperkten.
- ...dat zij inperkten.
- ...dat wij inperkten.
- Het woord inperkten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.