informeerden
- in·for·meer·den
vervoeging van |
---|
informeren |
informeerden
- meervoud verleden tijd van informeren
- Wij informeerden.
- Jullie informeerden.
- Zij informeerden.
- Wij informeerden.
- ▸ Ze informeerden naar wat ik allemaal had gegeten, of ik weer wat slangen had gezien en of ik niet gek werd van al dat lopen.[1]
- Het woord informeerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers