informeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·for·meer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
informeren |
informeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van informeren
- Ik informeer.
- gebiedende wijs van informeren
- Informeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van informeren
- Informeer je?