Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·fa·me

Bijvoeglijk naamwoord

infame

  1. verbogen vorm van de stellende trap van infaam


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
infamar

infame

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van infamar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van infamar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van infamar