• in·ent
vervoeging van
inenten

inent

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inenten
    • ... dat ik inent. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inenten
    • ... dat jij inent. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inenten
    • ... dat hij inent.