Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·een·flans·te

Werkwoord

vervoeging van
ineenflansen

ineenflanste

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van ineenflansen
    • ... dat ik ineenflanste. 
    • ... dat jij ineenflanste. 
    • ... dat hij, zij, het ineenflanste. 

Gangbaarheid