Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·een·flanst

Werkwoord

vervoeging van
ineenflansen

ineenflanst

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ineenflansen
    • ... dat jij ineenflanst. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ineenflansen
    • ... dat hij ineenflanst. 

Gangbaarheid