Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·bijt·ten

Werkwoord

vervoeging van
inbijten

inbijtten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inbijten
    • ...dat wij inbijtten. 
    • ...dat jullie inbijtten. 
    • ...dat zij inbijtten.