• in·adem·de
vervoeging van
inademen

inademde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inademen
    • ... dat ik inademde. 
    • ... dat jij inademde. 
    • ... dat hij, zij, het inademde. 
     Dit dichte dennenwoud ontnam mij elke vorm van overzicht en ik voelde me vaak claustrofobisch. Het sloeg zelfs op mijn ademhaling zodat ik kort en snel inademde. Ik was duidelijk niet in balans.[1]
     Dit alles schonk hem een moeilijk uit te leggen innerlijke vrede, ook wanneer hij zich 's ochtends voor de gebarsten spiegel schoor in het schijnsel van de petroleumlamp of in zijn wolfshuid de veranda op stapte en diep door zijn neus inademde.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142