imputeerde
- Geluid: imputeerde (hulp, bestand)
- im·pu·teer·de
vervoeging van |
---|
imputeren |
imputeerde
- enkelvoud verleden tijd van imputeren
- Ik imputeerde.
- Jij imputeerde.
- Hij, zij, het imputeerde.
- Ik imputeerde.
- Het woord imputeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.