imponerer
- im·po·ne·rer
Naar frequentie | 16976 |
---|
imponerer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van imponere
- im·po·ne·rer
Naar frequentie | 21313 |
---|
imponerer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van imponere
- im·po·ne·rer
imponerer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van imponere