implodeerde
- Geluid: implodeerde (hulp, bestand)
- im·plo·deer·de
vervoeging van |
---|
imploderen |
implodeerde
- enkelvoud verleden tijd van imploderen
- Ik implodeerde.
- Jij implodeerde.
- Hij, zij, het implodeerde.
- Ik implodeerde.
- Het woord implodeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.