implodeer
- im·plo·deer
vervoeging van |
---|
imploderen |
implodeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van imploderen
- Ik implodeer.
- gebiedende wijs van imploderen
- Implodeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van imploderen
- Implodeer je?
- Het woord implodeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.