• im·pac·teert
vervoeging van
impacteren

impacteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impacteren
    • Jij impacteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impacteren
    • Hij impacteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van impacteren
    • Impacteert!