impacteer
- im·pac·teer
vervoeging van |
---|
impacteren |
impacteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impacteren
- Ik impacteer.
- gebiedende wijs van impacteren
- Impacteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impacteren
- Impacteer je?
- Het woord impacteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.