imkerden
- im·ker·den
vervoeging van |
---|
imkeren |
imkerden
- meervoud verleden tijd van imkeren
- Wij imkerden.
- Jullie imkerden.
- Zij imkerden.
- Wij imkerden.
- Het woord imkerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
imkeren |
imkerden