Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huw

Werkwoord

vervoeging van
huwen

huw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huwen
    • Ik huw. 
  2. gebiedende wijs van huwen
    • Huw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huwen
    • Huw je?