hulpverleenden
- hulp·ver·leen·den
vervoeging van |
---|
hulpverlenen |
hulpverleenden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van hulpverlenen
- ...dat wij hulpverleenden.
- ...dat jullie hulpverleenden.
- ...dat zij hulpverleenden.
- ...dat wij hulpverleenden.
vervoeging van |
---|
hulpverlenen |
hulpverleenden