• hulp·ver·leen·de
vervoeging van
hulpverlenen

hulpverleende

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van hulpverlenen
    • ... dat ik hulpverleende. 
    • ... dat jij hulpverleende. 
    • ... dat hij, zij, het hulpverleende. 
  2. verbogen vorm van hulpverleend, voltooid deelwoord van hulpverlenen