honkten
- honk·ten
vervoeging van |
---|
honken |
honkten
- meervoud verleden tijd van honken
- Wij honkten.
- Jullie honkten.
- Zij honkten.
- Wij honkten.
- Het woord honkten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
honken |
honkten