Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hin·ke·pinkt

Werkwoord

vervoeging van
hinkepinken

hinkepinkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hinkepinken
    • Jij hinkepinkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hinkepinken
    • Hij hinkepinkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hinkepinken
    • Hinkepinkt! 

Gangbaarheid