Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heug·de

Werkwoord

vervoeging van
heugen

heugde

  1. onpersoonlijke verleden tijd van heugen
vervoeging van
heugen

heugde

  1. enkelvoud verleden tijd van heugen
    • Ik heugde. 
    • Jij heugde. 
    • Hij, zij, het heugde.