herverdeel
- Geluid: herverdeel (hulp, bestand)
- her·ver·deel
vervoeging van |
---|
herverdelen |
herverdeel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herverdelen
- Ik herverdeel.
- gebiedende wijs van herverdelen
- Herverdeel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herverdelen
- Herverdeel je?