• her·vat·te
  1. verbogen vorm van hervat, voltooid deelwoord van hervatten
vervoeging van
hervatten

hervatte

  1. enkelvoud verleden tijd van hervatten
    • Ik hervatte. 
    • Jij hervatte. 
    • Hij, zij, het hervatte. 
     Met mijn rugzak vol eten voor vijf dagen hervatte ik de trail weer.[1]


  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers