hermaakte
- her·maak·te
vervoeging van |
---|
hermaken |
hermaakte
- enkelvoud verleden tijd van hermaken
- Ik hermaakte.
- Jij hermaakte.
- Hij, zij, het hermaakte.
- Ik hermaakte.
- Het woord hermaakte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.