• her·druk·te
vervoeging van
herdrukken

herdrukte

  1. enkelvoud verleden tijd van herdrukken
    • Ik herdrukte. 
    • Jij herdrukte. 
    • Hij, zij, het herdrukte. 
  2. verbogen vorm van herdrukt, voltooid deelwoord van herdrukken