hender
- hen·der
Naar frequentie | 875 |
---|
hender
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hende
hender
- nominatief onbepaald mannelijk en vrouwelijk meervoud van hand
hender
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hende
hender
- nominatief onbepaald mannelijk en vrouwelijk meervoud van hånd
- hen·der
hender
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hende
hender
- nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van hand