hassebast
- has·se·bast
vervoeging van |
---|
hassebassen |
hassebast
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hassebassen
- Jij hassebast.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hassebassen
- Hij hassebast.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hassebassen
- Hassebast!
- Het woord 'hassebast' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.