harnaste
- har·nas·te
vervoeging van |
---|
harnassen |
harnaste
- enkelvoud verleden tijd van harnassen
- Ik harnaste.
- Jij harnaste.
- Hij, zij, het harnaste.
- Ik harnaste.
- Het woord harnaste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.