handicapte
- Geluid: handicapte (hulp, bestand)
- han·di·cap·te
vervoeging van |
---|
handicappen |
handicapte
- enkelvoud verleden tijd van handicappen
- Ik handicapte.
- Jij handicapte.
- Hij, zij, het handicapte.
- Ik handicapte.
vervoeging van |
---|
handicappen |
handicapte