Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·haaf

Werkwoord

vervoeging van
handhaven

handhaaf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handhaven
    • Ik handhaaf. 
  2. gebiedende wijs van handhaven
    • Handhaaf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handhaven
    • Handhaaf je? 


Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
handhaaf
gehandhaaf
volledig

Werkwoord

handhaaf

  1. handhaven