Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hal·teert

Werkwoord

vervoeging van
halteren

halteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halteren
    • Jij halteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halteren
    • Hij halteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van halteren
    • Halteert!