Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • halst

Werkwoord

vervoeging van
halzen

halst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halzen
    • Jij halst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halzen
    • Hij halst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van halzen
    • Halst!