hallucineert
- hal·lu·ci·neert
vervoeging van |
---|
hallucineren |
hallucineert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hallucineren
- Jij hallucineert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hallucineren
- Hij hallucineert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hallucineren
- Hallucineert!