• hal·lu·ci·neert
vervoeging van
hallucineren

hallucineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hallucineren
    • Jij hallucineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hallucineren
    • Hij hallucineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hallucineren
    • Hallucineert!