• ha·les

hales

  1. lijdende vorm in de tegenwoordige tijd van hale

hales, g

  1. onbepaalde vorm genitief enkelvoud van hale


vervoeging van
haler

hales

  1. tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van haler
  2. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van haler


  • ha·les
Naar frequentie > 50000

hales

  1. lijdende vorm van hale

hales, m

  1. onbepaalde vorm genitief enkelvoud van hale


vervoeging van
halar

hales

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van halar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van halar