• ha·la·li·seert
vervoeging van
halaliseren

halaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halaliseren
    • Jij halaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van halaliseren
    • Hij halaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van halaliseren
    • Halaliseert!