Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grin·nikt

Werkwoord

vervoeging van
grinniken

grinnikt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grinniken
    • Jij grinnikt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grinniken
    • Hij grinnikt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van grinniken
    • Grinnikt!