grimasten
- gri·mas·ten
vervoeging van |
---|
grimassen |
grimasten
- meervoud verleden tijd van grimassen
- Wij grimasten.
- Jullie grimasten.
- Zij grimasten.
- Wij grimasten.
- Het woord grimasten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.