• gri·mast
vervoeging van
grimassen

grimast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grimassen
    • Jij grimast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grimassen
    • Hij grimast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van grimassen
    • Grimast!