grimast
- gri·mast
vervoeging van |
---|
grimassen |
grimast
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grimassen
- Jij grimast.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grimassen
- Hij grimast.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van grimassen
- Grimast!
- Het woord grimast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.