gluuroogde
- Geluid: gluuroogde (hulp, bestand)
- gluur·oog·de
vervoeging van |
---|
gluurogen |
gluuroogde
- enkelvoud verleden tijd van gluurogen
- Ik gluuroogde.
- Jij gluuroogde.
- Hij, zij, het gluuroogde.
- Ik gluuroogde.
- Het woord gluuroogde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.